Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zeg tot hem: [13]Wacht u, en zijt gerust, vrees niet, en uw hart worde niet week, vanwege [14]die twee staarten dezer rokende vuurbranden; vanwege de ontsteking des toorns van Rezin en der Syriers, en [15]van den zoon van Remalia; 13. Te weten van te vrezen. 14. Aldus noemt de profeet verachtzaamlijk den koning van Syrie en den koning van Israel, en hij geeft te kennen dat hun toorn [die als een brandend vuur scheen te zijn en alsof zij de gehele wereld zouden in brand gebracht hebben] weinig te achten was en haast vergaan of gene kracht meer hebben zou, hen vergelijkende bij een hout, dat schier verbrand was en weinig of geen vuur meer had, maar alleenlijk nog rook van zich gaf. De koning van Syrie was bijna uitgebrand, of ten onder gebracht door Joas, den zoon van Joahas; 2 Kon.13:25. De koning van Israel was schier teniet gekomen door inlandse muiterij en krijg, 2 Kon.15:10,14,16, en zij beiden door Pul, den koning van Assyrie, 2 Kon.15:19, en 1 Kron.5:26. 15. De profeet verwaardigt zich niet hem bij zijnen naam te noemen, of den titel van koning te geven, bedoelende nochtans Pekah, den koning van Israel, zoon van Remalia.